Interview met Kees Maas


Vouwvel door Meeuwsontwerpt met interview Kees Maas als uitnodiging voor tentoonstelling/ mini symposium op 2 november 2019

De betoverende zeefdrukwerkplaats van de bescheiden meester.
Interview met meester zeefdrukker Kees Maas/ Interview with master screenprinter Kees Maas (text in Dutch).

INTRODUCTIE DOOR RICHARD NIESSEN
Eén van de negen afdelingen in Het Paleis van Typografisch Metselwerk is die van de Poëtica, gewijd aan alle technieken en vormelementen van het grafisch ontwerpen. Het ‘palet’, waaronder materiaal, software, bindwijze, vorm, grootte, textuur, waarde, kleur, raster, compositie en ook de verschillende reproductietechnieken waar de ontwerper mee werkt krijgt hier een plek.

Zeefdruk is een techniek waarmee grafisch werk eenvoudig kan worden geproduceerd. Het heeft grote voordelen met betrekking tot formaat, kleurkracht en materiaal. Overdruk, uitsparing en het combineren van dekkende of juist transparante inkten zijn effectief om het ontwerp een heel eigen karakter te geven. Door het werken met kleurscheidingen, de samenstelling van inkten, en de papierkeuze in het ontwerpproces te integreren, kan de grafisch ontwerper een stap verder komen dan de standaardoplossingen die de industrie en de reguliere ontwerpsoftware te bieden heeft.

De laatste jaren is duidelijk de groeiende belangstelling voor ‘ouderwetse’ technieken waarneembaar. Ontwerpers zoeken naar alternatieven voor de dominantie van software en standaard reproductietechnieken, waarbij ‘on demand’ het sleutelwoord is en waarbij de ontwerper zijn comfortabele positie achter het computerscherm niet meer hoeft te verlaten.
Terwijl juist de werkplaats in zowel fysieke als abstracte zin de ideale ontmoetingsplek is. De grafisch ontwerper loopt er collega’s tegen het lijf, praat met hen over lopende opdrachten, kijkt onder-tussen naar eerder gedrukt werk aan de muur, maakt grappen en leert nieuwe technieken van de drukker.

Om de aandacht te richten op de verschillende aspecten van de zeefdruktechniek en tegelijkertijd de werkplaats als ontmoetingsplek te vieren wordt aan het Paleis ‘De Betoverende Zeefdrukwerkplaats van de Bescheiden Meester’ toegevoegd. Aanleiding is het – vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd – vertrek van Kees Maas (Eindhoven, 1953) als beheerder van de zeefdrukwerkplaats van de Rietveld Academie èn het verhuizen van zijn eigen werkplaats van de Zamenhofstraat in Amsterdam naar Ruinen in Drenthe.

Het betreden van een werkplaats die Kees Maas beheert zorgt voor onmiddellijke maakdrift. Met de juiste muziek, humor en het laagdrempelig maken van de techniek weet hij op genereuze wijze een speelse en open ruimte te creeeren. Wat hem onderscheid van andere zeefdrukkers, is dat hij zich met zijn achtergrond goed kan inleven in wat ontwerpers van hem vragen. Maas is geen uitvoerder pur sang, maar een gelijkwaardige gesprekspartner. Door zijn enorme ervaring, kennis van het ambacht en improvisatietalent is hij in staat om met de meest minimale middelen maximale resultaten uit de zeefdruktafel te slepen.
Daarnaast is Maas zelf ontwerper van een oneindige hoeveelheid posters en initiator van vele zeefdrukgerelateerde projecten. Hij begon het billboard op de Rietveld Academie en was de organisator van Achter de Ramen in het wooncomplex BO1 in Amsterdam waarvoor hij vele tentoonstellingen maakte. Kees Maas: de zeefdruktechniek en de werkplaats als plek van inspiratie en energie komen samen in deze lange, kale, soms wat brommerige man.

INTERVIEW MET KEES MAAS

Op bezoek bij Kees Maas in Ruinen (Drenthe), waar hij sinds 2017 woont en werkt. De bescheiden zeefdrukmeester, geboren in 1953 in Eindhoven, vertelt over zijn studie aan de AKI in Enschede en de verschillende werkplaatsen waar hij zeefdrukte. Allereerst de werkplaats van de Enschedese School, die later zijn eigen werkplaats wordt, waar hij o.a. voor Paradiso de posters drukt en de zeefdrukwerkplaats van de Rietveld Academie. In zijn eigen werkplaats drukt hij samen met kunstenaars Interbellum grafiek en honderden affiches van zichzelf en andere ontwerpers. Ook zijn initiatieven, zoals Achter de Ramen en het Bill-board komen aan bod. Zo komt een carrière in beeld waarbij Kees Maas, terwijl hij zelf zegt weggelopen te zijn voor de verantwoordelijkheid van zijn eigen kunst, een onmisbare spil is in het werk van een grote groep ontwerpers en kunstenaars.
Uniek voor de Aki toen was de brede aanpak, de scheiding tussen afzonderlijke vakken was losgelaten, en dat betekende dat je je juist niet vast moest leggen op één discipline…

Ik kwam niet zelf op het idee om naar de kunstacademie te gaan, ik was ook helemaal niet zo creatief, maar ik werd altijd naar tentoonstellingen meegesleept door mijn vader, die amateurschilder was. Dat waren altijd wat bedaagde exposities waar mijn vader erg enthousiast over was. Gaandeweg ging ik meer naar de modernere kunst kijken. Ik had het geluk om op een steenworp afstand van het Van Abbemuseum te wonen. Het waren de hoogtijdagen in de jaren 60 en 70 onder de directeuren De Wilde, Leering, Fuchs… Oorspronkelijk wilde ik geschiedenis studeren maar mijn vader zat erg te pushen dat ik naar de academie zou gaan… Ik heb ingelost wat hij graag had gewild. Hij mocht het niet, en toen moest ik.

Ik heb toen allerlei academies aangeschreven en de AKI in Enschede was de enige plek die mij zonder toelatingsexamen aannam. De vraag is of ik anders zou zijn aangenomen. Deze academie is van grote invloed geweest op de manier waarop ik in de kunst sta. Uniek voor de AKI toen was de brede aanpak, de scheiding tussen afzonderlijke vakken was losgelaten, en dat betekende dat je je juist niet moest vastleggen op één discipline, maar heel veel uitingsvormen moest uitproberen: schilderijen, boeken, fototentoonstellingen, toegepaste opdrachten… desnoods muziek. Dat paste mij heel goed. En ook de jongens waarmee ik intensief ging samenwerken, Willem Wisselink en Paul Hajenius, gedijden bij die brede aanpak.

De Enschedese School
Meteen na mijn opleiding in 1977 werden Willem en ik bij de Enschedese School gevraagd. Dat was een actieve werkplaats waar een groep afgestudeerden multi-disciplinair aan het werk was, in opdracht of op eigen initiatief. Wij kenden die mensen al van de academie: Frans Oosterhof, later Rietveld-collega, was één van hen. Er waren docenten en oud studenten. Gelijkgestemden. Voor ons was het een gods-geschenk. Er waren al die faciliteiten: filmapparatuur, geluidsstudio, druktechnieken. Daar heb ik mij uiteindelijk vooral op het zeefdrukken gestort. De Enschedese School was naast een gemeenschappelijk atelier ook een kunstuitgeverij op abonnementsbasis. Daarbij werden zo’n 250 abonnees vier tot zes publicaties per jaar beloofd die verschillende verschijningsvormen konden hebben. Alles was mogelijk, van een schilderij in een editie tot een keramische ontbijtset.

Met de Enschedese School begonnen we ook een platenmaatschappij; niet ongebruikelijk in die tijd. Het 1000 Idioten-label was aanvankelijk punk en echt do-it-yourself. Ik was trouwens geen punk maar New Wave, ik was nèt te oud en nèt te goed opgevoed. New Wave was ook de muziek van de band die ik samen met Willem had, de KEWI à Go Go Party.
Uiteindelijk moesten we steeds vaker in het westen van het land zijn. De platenmaatschappij werd steeds belangrijker en alles speelde zich in Hilversum af. We werkten toentertijd ook vaak voor Het Parool. Daarom zochten we op een gegeven moment een pakhuis in Amsterdam waar we de werkplaats en woningen konden onderbrengen. In 1981 zijn we verhuisd.

Paradiso
In 1984 ben ik als zeefdrukker van Paradiso begonnen. Marten Jongema, Max Kisman en ik waren daar als een intensief trio met zijn drieën verantwoordelijk voor het beeld van Paradiso, op een gelijkwaardig niveau. Er moest waanzinnig snel worden gewerkt. Marten en Max waren opgeleid als ontwerper, zij kregen dat voor elkaar. Ik was dat niet. Ik kon gaandeweg snel drukken, maar het ontwerpen heb ik pas geleerd door met mijn kop boven hun werk te hangen. Omdat ik er de hele dag mee werd geconfronteerd zag ik gewoon wat wel en wat niet werkte. Vanaf 1991 was ik naast de drukker ook de ontwerper van de Paradiso posters; afwisselend met Miriam Unger.

Bij Paradiso ben ik het slachtoffer geworden van mijn succes… in 1996 werd ik bij de baas geroepen: ‘Kees, bedankt, maar we stoppen ermee want het systeem loopt helemaal vast’. Ik had dat eerder moeten zien aankomen. Ik maakte ontzettend veel posters omdat de programmering voller en voller werd, maar zó veel kon de stad helemaal niet aan: de ene poster hing nog niet of de ander moest er alweer overheen. In de platenzaak moesten 21 Paradiso posters te gelijkertijd hangen! Toen is Paradiso de maandposters gaan maken, die door Experimental Jetset werden ontworpen.

Interbellum
Ondertussen groeide De Enschedese School ons boven het hoofd. De belangstelling van de verschillende groepsleden begon uiteen te lopen. Jan Dietvorst en ik hadden de kunstuitgeverij naar onszelf toegetrokken, maar we konden dat niet met z’n tweeën aan. Jan had een baan, en ik had mijn werk bij Paradiso. De abonnees was inmiddels beloofd 6 tot 8 uitgaves per jaar toegestuurd te krijgen maar dat kregen we niet voor elkaar. Toen we stopten wilden we nog wel uitgever zijn maar niet met die dwang en verplichting in een vast ritme.

Als je een gezamenlijk doel hebt is het heel leuk om samen tijd door te brengen in een werkplaats. Zo begonnen we in 1991 met grafiek–uitgeverij Interbellum. We maakten iets en dan probeerden we of we er vanaf konden komen. Dat was het idee. En daar vroegen we ook kunstenaars van buiten voor. Eigenlijk met het idee dat er heel veel kunstenaars zijn die alleen maar unica in de aanbieding hebben die bijna niemand zich kan veroorloven. We zorgden zo dat er ook werk in oplage van ze kwam, dat voor een redelijke prijs kon worden gekocht.

Ik nodigde de kunstenaars uit om met een schets te komen. Dan keken we er samen naar en onderzochten de haalbaarheid om het in druk uit te voeren. Vervolgens moesten ze aan het werk. Ze kregen film mee en aanwijzingen welke drukgang ze moesten voorbereiden en hoe ze die moesten schilderen. Het moest namelijk wel opgebouwd worden, laag over laag… Vervolgens konden we doorwerken tot aan maximaal vijf drukgangen, dat was de limiet. Het moest wel leuk blijven.Maximaal vijf drukgangen. Dat was de limiet, het moest wel leuk blijven. Maximaal vijf druk-gangen. Dat was de limiet, het moest wel leuk blijven.

Ik gebruikte Interbellum ook om vriendschappen nieuw leven in te blazen. Nu kon ik met mijn eigen oud docenten of bevriende kunstenaars een paar dagen doorbrengen in de zeefdrukkerij die ondertussen op de Zamenhofstraat gevestigd was. Als je een gezamenlijk doel hebt is het heel leuk om samen tijd door te brengen in een werkplaats.
Ik moet zeggen dat het maken van die prenten aan de ene kant heel erg leuk was, maar ook best tijd-rovend. Ik heb de verkoop gaandeweg minder zien worden. Bedrijven stootten hun kunstcollecties af en galeries sloten hun deuren. De vanzelfsprekendheid dat je iets koopt voor aan de wand verdween.

Rietveld Academie
Ik had mazzel dat ik na Paradiso meteen als werkplaatsbeheerder op de Rietveld kon gaan werken. Dat vond ik trouwens toen niet hoor, ik haalde mijn neus op voor dat inkomen van de Rietveld, dat was veel minder dan bij Paradiso. Coördinator van de afdeling grafisch ontwerpen Henk Groenendijk was al eerder komen vragen en toen had ik hem heel snobistisch gezegd ‘sorry maar… voor dat bedrag ga ik het niet doen.’ Toen ik in één keer brodeloos werd bij Paradiso moest ik met hangende pootjes naar hem terug! Ik ben ook nog elke dag enthousiast over de zeefdruktechniek. Dat klinkt een beetje onnozel, maar ik denk dan: ‘Goh man, je zou dìt kunnen doen of dàt, er kàn echt heel veel!’

Ik probeerde er niet bewust een actieve werkplaats van te maken, maar ik denk wel dat het kenmerkend is voor mijn aanpak. Ik denk altijd dat er méér gedaan kan worden dan er op dat moment gebeurt, wat ook wel een permanent schuldgevoel oplevert. Ik vatte het niet op – zoals mijn voorganger – om alleen maar een aanwezigheidsplicht te hebben op zo’n plek. Ik ben tenslotte nog elke dag enthousiast over de zeefdruktechniek. Dat klinkt een beetje onnozel, maar ik denk dan: goh man, je zou dít kunnen doen of dát kunnen doen! Gelukkig weet ik elke keer bijtijds een excuus te verzinnen om er niet zelf aan te beginnen, maar er kan écht heel veel! En als ik daarmee anderen kan helpen dan heb ik een geldig excuus om mijn eigen werk uit te stellen! Daarom werk ik zo hard voor anderen. Maar als ik even uit mijn neus zit te eten dan denk ik… in dezelfde tijd had ik misschien ook iets moois kunnen maken…

Ik miste een krant of tijdschrift binnen de Rietveld en vanuit dat gemis ontstond uiteindelijk het Billboard. Allereerst probeerden we een nulnummer van een tijdschrift te maken maar dat liep voor geen meter. Een tijdschrift heeft vaak een lang maakproces en het staat of valt met de distributie. Toen bedacht ik in 1997 de Billboard formule, waarbij die nadelen allemaal wegvielen. Jozee Brouwer pakte dat meteen op, die was geïnteresseerd in het idee en wilde er graag haar eindexamen van maken. Ik was daar erg blij mee want in mijn eentje had ik het niet kunnen opstarten. Later kwamen er Billboards zonder bijdragen van anderen, van A tot Z van mijzelf. Maar het begon met het idee van een krant.

Achter de Ramen
In 1997 kwam ik in BO1 wonen, een wooncomplex op het Borneo-eiland in Amsterdam, waar architect Hein de Haan een uitstalkast voor had bedacht. Er waren allemaal commissies opgericht voor het gebouw en ik zat in de kunstcommissie die voor die vitrine zou zorgen. Dat waren vijf of zes man, maar er is er altijd maar één die het echt oppakt, dat is in elke commissie zo, en dat was ik. Iedereen was al blij dat het zo ging, niemand maakte bezwaar.
Ik weet ook wel dat de posterserie voor Achter de Ramen eigenlijk een vlag op een modderschuit is. Hein zag het als etalage voor de bewoners omdat er nogal wat met creatieve beroepen waren. Maar niemand durfde iets te laten zien dus ging ik het buiten de deur zoeken. Dat is na een aantal jaren vanzelf gaan lopen. Toen kwam er een – met een duur woord – curator bij, Pieter Kusters. Die was docent op de Rietveld en had een privéschooltje waar hij zijn leerlingen opdrachten kon geven om een presentatie voor die plek te maken. Ik was daar blij mee want het verloste me van de helft van mijn verplichtingen.

De relevantie van zoiets als Achter de Ramen is moeilijk te omschrijven…. Je moet zelf bedenken dat het beter is dan wanneer daar niks is. Het is eigenlijk een enorm geschenk aan de buurt dat er elke maand iets wordt getoond. Maar nee, je hoort daar nooit iets over. Ik kreeg ook geen reacties op mijn Paradiso posters of de Billboards bij de Rietveld trouwens, maar het ontmoedigt mij op geen enkele manier, ik ben er voor mijn motivatie niet van afhankelijk.
Ik weet ook wel dat de poster-serie voor Achter de Ramen eigenlijk een vlag op een modderschuit is. Zo’n marginale tentoonstellingsplek die zo’n prestigieuze begeleidende poster heeft, dat kom je nergens tegen! Maar voor mij was het een manier om de baan bij Paradiso die ten einde was gekomen weer nieuw leven in te blazen. Dus maakte ik van de gelegenheid gebruik om elke maand ongevraagd een poster voor Achter de Ramen te maken, want ik had er wel plezier in. Het bedenken van zo’n poster gaat razendsnel, de uitvoering is wat trager… Ik moet mezelf dan tot de orde roepen: het is gebaat bij een mate van nonchalance. Je moet er niet te miereneukerig over doen.

Werkwijze
Zodra ik een beeld zie van de kunst die Achter de Ramen getoond zal worden heb ik daar al een idee voor een poster bij. Zoals bij een dame die heel teer werk ophangt dat vol zit met zilvervisjes zodat het tijdens de tentoonstelling vervalt. Dan heb ik al heel snel het idee om met veel te weinig inkt te drukken waardoor ik halverwege de poster door mijn inkt heen ben. Dan zie je het laatste woord alleen nog vaag of helemaal niet meer. Op die manier vertaal ik de aanpak van het werk naar hoe zoiets in zeefdruk uitpakt. Mijn beeldtaal is mis-schien dat ik altijd de zeefdruktechniek weet in te zetten.

Het rare is, ik heb àltijd zo gewerkt. Veel van mijn Paradiso posters namen ook de volstrekt arbitrair en futiel bedachte bandnamen serieus, daarmee ‘ving’ ik ze. Ik wist niet anders of dát was de methode. Op een gegeven moment werkte ik met ontwerper Jonathan Puckey, en die zei: ‘volgens mij zijn er geen ontwerpers meer die werk maken waarbij ze verwijzen naar het onderwerp’ Toen dacht ik hè, dat kan toch alléén maar op die manier? Dat lijkt helemaal achterhaald te zijn! Ik gebruik het nog… Maar wat is het alternatief? Een duidelijk herkenbare beeldtaal? Dan denk ik: ik moet óók een eigen beeldtaal hebben… Maar ik heb dat nog niet uitgesproken of ik kom mijzelf al volkomen bespottelijk voor: hoezo? Het gaat toch helemaal niet om mij? Mijn beeldtaal is misschien dat ik altijd de zeefdruktechniek weet in te zetten.

Experimenten
Door de jaren heen ben ik ben veel losser gaan werken. Ik ben het toeval steeds meer gaan toestaan in mijn eigen werk. Toen ik de posters voor Paradiso maakte had ik de regie veel strakker in handen. Het moest precies zo worden als ik het in mijn hoofd had. En als ik er twee drukgangen voor nodig had moest één ervan zwart zijn. Ik ging pas na jaren experimenten met bijvoorbeeld papiersjablonen en het draaien van de zeef… En overdruk… ik kan me herinneren dat ik twee kleuren gebruikte, zowaar zonder zwart, en een fout maakte, waardoor bij toeval bepaalde onderdelen dubbel werden gedrukt… wat een heel krachtig resultaat opleverde!

Door de jaren heen ben ik ben veel losser gaan werken. Ik ben het toeval meer gaan toestaan.
Ik heb weinig geduld om achter de computer te zitten en op een gegeven moment denk ik: ik zorg dat het goed gespeld is en dan zet ik het op een plek op de poster en dan zie ik verder wel wat ik later nog kan doen met afdekkingen, draaien en overdrukken. En dat is uiteindelijk wat ik veel heb gedaan: mijzelf laten verrassen door dingen die tijdens het drukken kunnen gebeuren.
Een goed voorbeeld van ontdekkingen is het Aftelbillboard. Dat is een soort testbeeld zoals aan het begin van elke film, een rozet. Het heeft 4 verschillend ingevulde kwarten. Die zitten zó mooi in het midden dat ik de rozet álle hoeken om kan draaien, 180 graden, maar ook 90 en desnoods 45 graden. En dat dan nog gecombineerd met partijen afdekken, dat levert een resultaat op wat ik ook niet van tevoren kan bedenken. Daarnaast heb ik de cijfers van 6 t/m 1 afgeplakt op de drukvellen. Dus die blijven ongeschonden, wat ik ook doe.
Een ander voorbeeld is het maken van unica door middel van het spatten op de zeef, zoals bij de Leftover Look: ‘kostuums’ opgebouwd uit Oscar Schlemmer-achtige vormen, eigenlijk een combinatie van monoprint en zeefdruk. Het is bevrijdend om te zien dat je op die manier met een reproductietechniek unica kan maken. Hoewel ik er jaren over heb gedaan om daar achter te komen…

Werkplaats
Muziek speelt een belangrijke rol in de werkplaats en in mijn werk. Het is mijn belevingswereld. De muziek die ik draai is overeenkomstig met mijn werk. Simpele rock & roll, blues, soul. Bas, drum en gitaar. Rudimentair. De meeste posters die ik ontwerp zijn ook heel eenvoudig. Het is ‘ontwerp light’! Geen zwaar ontwerp, dat wordt al genoeg gedaan. Er is te weinig helderheid. Voor mijn gevoel wordt er veel te veel naar verloopjes en dergelijke gegrepen om het lekkerder te maken. Ik ben daar nooit voor geporteerd geweest. Bij ingewikkelde dingen denk ik: luister, mijn leven is al chaotisch genoeg. Ik wil daar niet vrijwillig naar op zoek.
Ik denk dat ik tot een generatie behoor die een voorkeur heeft voor een simpele beeldtaal. Bij ingewikkelde dingen denk ik: luister, mijn leven is al chaotisch genoeg. Ik wil daar niet vrijwillig naar op zoek, ik kan dat niet maken, bij mij is dat bespottelijk.

De werkplaats is een dynamisch centrum. Met mijn ervaringen bij de Enschedese School en Paradiso is dat volstrekt vanzelfsprekend. Er zijn een paar dingen waarbij ik geen mensen naast mij kan dulden, maar in de meeste gevallen vind ik het wel prettig om de ontwerper naast me te hebben staan omdat ik me eindeloos kan verliezen in dingen waarbij een hele hoop mensen zullen zeggen: ‘Kees, het is al lang goed’. Terwijl ik zelf weet dat het nog rijker kan, en dan inderdaad vier uur aan een kleur groen sta te mengen. Paul Wyber, een collega-drukker in Amsterdam, zei ooit: ‘Hoe langer je drukt, hoe langer het gaat duren, omdat je steeds beter weet hoe het eigenlijk zou kunnen’. Je boekt nooit tijdwinst.

Het ambachtelijke drukwerk, dat zal niemand missen. Het zijn de laatste restanten rock & roll. Ik had daar eigenlijk wel last van, mijn laatste jaren in Amsterdam, dat ik heel veel ontwerpers kreeg die werk maakten dat verreweg het beste gebaat was bij digitaal drukwerk. Maar die wilden dan per se dat ik het drukte want zeefdruk heeft zo’n aura… Het zal wel helpen om de techniek nog een tijdlang relevant te laten zijn… Het is iets geworden voor fijnproevers. En dat raakt er uiteindelijk ook uit. Voor mijn gevoel zie ik dat het op de Rietveld ook minder wordt, men grijpt toch steeds sneller naar de digitale oplossingen. Maar voor mij zal het relevant blijven.

Ruinen
Ik heb net mijn afscheid van de Rietveld gevierd met een laatste Billboard. Mijn zeefdrukwerkplaats zet ik hier voort in Ruinen, zij het op een lager pitje. Ik ben versleten. Ik krijg injectie na injectie in mijn schouder en dat helpt dan niet meer… Het is goed dat ik nu ben opgehouden op de Rietveld, misschien net iets te laat…
Stiekem ben ik wel de hele tijd nieuwsgierig naar wat er uit mijn handen zou komen als ik het helemaal van A tot Z zelf voor het zeggen zou hebben

Ik loop niet over van sociaal gedrag vind ik zelf, maar ik heb toch wel de hele tijd mensen opgezocht om dingen mee te doen. Ik had een tijd lang een atelier in de binnenstad helemaal voor mezelf, maar ik merkte dat ik daar te weinig kwam want ik beleefde daar onvoldoende plezier aan. Toch is die eigen kunst altijd een item voor mij gebleven; minder dan vroeger maar toch… ben ik nog steeds een uitsteller of een wegloper? Het wordt nu ik gestopt ben bij de Rietveld, en weg uit Amsterdam, ook een cruciale periode. Ik heb geen enkel excuus meer aan te voeren… nou ja, eerst maar eens een mooie wandeling.

Tekst Richard Niessen & Harmen Liemburg zomer/najaar 2019.

November 3rd, 2019
, Posted in Interviews